Zo, na ruim twee maanden informatie absorberen lijkt het me tijd geworden voor een eerste informatief verhaal over de situatie van de Indiaanse gemeenschappen in Paraguay, en dan vooral in de Chaco. Dit naar mijn beste weten natuurlijk, her en der verweven met mijn mening, en fouten onder voorbehoud. Want ik vermoed dat ik nog jaren nodig heb voordat ik helemaal op de hoogte ben. Er zijn zoveel actoren in het spel, en het is zo gecompliceerd verweven met (politieke) dubbele agenda's.
Om maar meteen de ernst van de situatie in te laten zien, iets waar ik in ieder geval best wel van schrok: Onlangs kregen we een telefoontje uit Itapúa. Een van de collega's was in het ziekenhuis beland, nadat hij met de auto over de kop was geslagen, vroeg in de ochtend terwijl hij onderweg was naar een van de comunidades. Dit bleek niet zomaar een ongeluk te zijn geweest, maar een provocatie. Twee motorrijders verschenen aan weerzijden van zijn auto, en trokken een pistool tevoorschijn. In zijn vlucht verloor hij de macht over het stuur.
Het is niet de eerste keer dat hem iets dergelijks overkomen is. Als indigenista (opkomend voor de indígenas/indianen) staat hij in de weg van grootgrondbezitters, drugsbaronnen, en andere belanghebbenden in de strijd over grondtoe-eigening, met contacten tot in de regering. Het zuidelijke Itapúa is gewild (vruchtbaar) grondgebied, en (nog) in tegenstelling tot de Chaco, drukbezet. Intimidatie is dus aan de orde van de dag.
Ik heb jullie eerder al verteld over de duidelijk zichtbare druk waar een Indiaanse comunidad onder leeft: op een klein stukje grond, ineengeperst tussen de enorme akkers van (buitenlandse!) grootgrondbezitters, wat eens hun bos, hun jachtgebied was.. Ze kunnen letterlijk en figuurlijk geen kant op!
De collega's in Itapúa doen belangrijk werk in de strijd om grondtoe-eigening, door middel van ondersteuning van een Indiaanse organisatie (ACIDI; bestaande uit leiders van verschillende comunidades). Maar het is niet zonder gevaar. Domingo is inmiddels weer thuis, en zelfs weer aan het werk. Hij heeft veel geluk gehad.
Nu de situatie in de Chaco, het werkgebied van het kantoor waar ik werk. Ik waarschuw jullie alvast: Dit wordt een lang verhaal, met tevens een stukje geschiedenis.
Wanneer je over de lange Trans-Chaco rijdt, zie je langs de weg vele hutjes, vaak nauwelijks meer dan een paar houten palen met een plastic zeil erover heen. Hier wonen Indianen die geen eigen grond hebben. Ze leven van de verkoop van zelfgemaakte producten (honing, koek), of producten opgekocht in de stad. De meeste van hen hebben ooit hun comunidades verlaten om een beter leven te vinden in de stad. Nadat dit geen succes bleek te zijn, zijn ze teruggekeerd naar de Chaco. Maar hun comunidades bestaan vaak niet meer (vrouwen en kinderen bleven immers alleen achter), en dus hebben ze nu geen grond meer. Er zijn verschillende ngo’s bezig om deze indianen nieuw grondgebied te geven, en nieuwe comunidades op te zetten. Dit vergt echter enorm veel tijd en is een moeizaam traject. Alles moet namelijk opnieuw ‘gecreëerd’ worden, ook de meer abstracte dingen als cultuur, leiderschap, identiteit, familie. Bovendien begint ook in de afgelegen Chaco grondtoe-eigening een strijd te worden.
Je vraagt je natuurlijk af: Waarom verlaten de indianen hun comunidades (en dus hun vrouwen en kinderen)?
Het leven in de comunidades is de laatste decennia nogal veranderd, sinds de komst van steeds meer ‘blanken’ in het gebied. De twee grootste problemen voor de Indiaanse samenlevingen zijn verlies van grondgebied, en gebrek aan water. Dit laatste heeft als grootste oorzaak het steeds extremer wordende klimaat, wat leidt tot langdurige droogtes, waarbij er nauwelijks nog water te vinden is gedurende de wintermaanden (mei-oktober). Natuurlijk hebben de Indianen hier wel oplossingen voor gevonden door de tijd heen (tajamares en aljibes - waterputsystemen), en was de Chaco bovendien niet dichtbevolkt. Maar de komst van buitenstaanders heeft het er niet beter op gemaakt. Grote veehouderijen eisen steeds meer grond op, en gebruiken het weinige water wat er is voor hun vee. Vanwege steeds minder grond (en bos om in te jagen), en gebrek aan water waardoor ook landbouw moeilijk wordt, zijn de mannen uit de comunidades genoodzaakt om betaald werk te gaan zoeken. In de nabijgelegen estancias (veehouderij), in de kolonies van de mennonieten, of zelfs de verre stad. Hier worden zij gediscrimineerd, hebben zij zelden onderdak, en gebeurt het maar al te vaak dat lonen niet uitbetaald worden. Het geld wat zij wel ontvangen, gaat helaas vaak op aan alcohol en sigaretten, in plaats van dat zij daarmee terugkeren naar hun vrouwen en kinderen. Dit heeft o.a. te maken met het verlies van identiteitsgevoel vanwege sociale uitsluiting, en uitzichtloze situaties (maar ook de verleiding van materiële zaken). In de comunidades heerst er onrust, wantrouwen, en is er sprake van verzwakking van het leiderschap. Dit leidt tot geweld, voornamelijk tegenover vrouwen. Vrouwen hadden vroeger een belangrijke status, de gemeenschappen waren matrilineair. Maar door allerlei invloeden van buitenaf (militairen, religieuze instanties, project- en beleidsmakers, politieke invloeden) is ook bij de Indiaanse samenlevingen het ‘machismo’ binnengetreden, waar vooral de vrouwen de dupe van zijn. Met het verlies van het traditionele leven, gaat helaas ook het verlies van traditionele kennis gepaard op het gebied van taal, flora en fauna, medische kennis van planten, gezondheidszorg, voedselverbouw, shamanisme, culturele aspecten als dans, handwerk, etc. Jongeren verliezen interesse in hun eigen cultuur.
Goed, terug naar de geschiedenis van de Chaco.
De Chaco (een enorm vlak en droog gebied, uitloper van de Andes, wat zich uitstrekt tot over de grens met Bolivia en Argentinië) is altijd bewoond geweest door verschillende nomadische Indiaanse volken. Vanwege het klimaat en de uitgestrekte wildernis, waagde geen mens zich in dit gebied (zelfs de Spanjaarden hebben het, op een enkeling na, met rust gelaten), dus tot halverwege de 19e eeuw hebben de Indiaanse samenlevingen er vrij ongestoord kunnen leven.
In het noorden van de Chaco (vanaf zo’n 50 km ten noorden van Filadelfia) leven de Ayoreo. Meer naar het zuiden, ter hoogte van de kolonies leven de Enhlet Norte (ook wel Lengua genoemd) en de Nivaclé, ten zuidenoosten van de kolonies leven verschillende groepen als Enxet Sur, Sanapaná, Guaná, Toba Maskoy, die allen onder de Maskoy taalfamilie vallen. De comunidades waar PCI mee samenwerkt bestaan uit deze laatstgenoemde etnische groepen. Verder leven er ook nog groepen Guaraní.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ontstond er meer interesse in het grondgebied van de Chaco. Er werden bedrijven gevestigd, voornamelijk langs de Paraguay Rivier, zoals de firma Carlos Casado, (looizuur), die enorme lappen grond opkochten van vele duizenden hectares. Indianen gingen werken voor de firma’s - onder vaak slechte omstandigheden -, waarmee het contact met de blanken zo’n beetje begon.
Op naar het ontstaan van de mennonietenkolonies!
In 1927 vestigden zich de eerste lichting mennonieten in de centrum van de Chaco, en stichtten kolonie Menno. Deze lichting kwam vanuit Canada, en de grote hoeveelheid ‘vrije’ grond, en vrijheid in het algemeen (aangeboden door de Paraguayaanse overheid), lokten hen naar de Chaco. Drie jaar later, in 1930, volgden een tweede groep mennonieten. Deze kwamen vanuit Rusland, gevlucht voor het communisme van Stalin. Via China zijn zij naar Duitsland gevlucht, dat zich over hen ontfermde. Het mennonietenverbond in Canada hoorden over de vluchtelingen, en informeerden Duitsland over de mogelijkheden van de Chaco. Vervolgens zijn de vluchtelingen naar de Chaco gekomen om een nieuw leven op te bouwen. Zij stichtten kolonie Fernheim, waar Filadelfia het centrum van is. Vlak na de WO II in 1947 is de derde kolonie gesticht, Neuland, met voornamelijk Duitse mennonieten.
In 1932 startte de Chaco oorlog tussen Paraguay en Bolivia. Een reden hiervoor was o.a. dat Bolivia toegang wilde hebben naar de Paraguay rivier voor transport. De oorlog duurde tot 1935. Paraguay kwam als winnaar uit de strijd en heeft het grootste deel van de Chaco behouden.
De indianen hebben behoorlijk de nadelen ondervonden van deze oorlog. Ze werden óf gerekruteerd om mee te vechten, maar voornamelijk ook om zwaar lichamelijk arbeid te verrichten als het uitgraven van loopgraven. Óf ze werden opgejaagd door de soldaten, waarbij veel geweld werd gebruikt. De indianen konden niet veel beginnen tegen de wapens van de soldaten, hoewel er genoeg bronnen zijn over hun eigen manier van verdedigen. Deze waren niet zichtbaar voor buitenstaanders, maar waren er wel degelijk. Zo vertellen de Enhlet dat de ancianos (‘wijzen/ouderen’) betovering over de soldaten uitspraken, waardoor zij ziektes kregen als impotentie (verkrachting van indiaanse vrouwen kwam veel voor), of dat op ‘onverklaarbare’ wijze de wapens van de soldaten niet meer afgingen, waardoor zij verbouwereerd op de vlucht sloegen.
De indianen (in ieder geval de Enhlet), moe van het opgejaagd zijn, en bovendien zwaar in aantal verminderd door de aanraking met westerse ziekten waar ze geen resistentie voor hadden, werden bijna automatisch in de armen gedreven van de mennonieten, in de hoop dat zij hen bescherming konden bieden. De mennonieten ontfermden zich inderdaad over hen, want daarmee konden zij gehoor geven aan hun missie (zij geloofden dat God hen naar de Chaco had geleid om de indianen het evangelie te brengen). Er werden missieposten opgezet, waar de indianen een veiliger onderdak kregen, en over het evangelie hoorden.
De mennonieten hadden zich inmiddels toegelegd op grootschalige veeteelt en wat akkerbouw. De staat Paraguay gaf hen hiervoor de rechten op grote stukken grond, ongeacht of hier Indianen leefden. Paraguay kon namelijk wel wat bewoners gebruiken in de Chaco, om Bolivia op afstand te houden. De mennonieten kregen van de staat Paraguay vrijheid in hun geloofsbeleving en onderwijssysteem (waarbij ze Duits als voertaal gebruiken), en vrijstelling van dienstplicht in het leger. In ruil hiervoor produceren de mennonieten deels voor de staat, en civiliseren zij de Chaco (=indianen civiliseren).
Met de indianen in het noorden, de Ayoreo, hebben de mennonieten, i.t.t. met de andere indianen, heel wat te stellen gehad. Zij noemden hen Moros (‘zwarten’). Deze Moros waren in hun ogen veel gewelddadiger, en hebben tot ver in de jaren ’50 verschillende aanvallen gepleegd op boerderijen van mennonieten in de kolonies. Zo werd in 1947 de familie Stahl overvallen tijdens de siësta, waarbij de vader en drie kinderen die buiten speelden gedood werden door speren, en de moeder en een kind zwaar gewond raakten. De twee oudste zonen waren die dag naar de stad gereisd, en toen zij ’s avonds terugkwamen ontdekten zij het slachtveld, en hun zwaargewonde moeder en zusje, waarmee zij in allerijl naar het ziekenhuis in Filadelfia zijn gereden.
Ondanks meerdere aanslagen als bovengenoemde, zagen de mennonieten het toch als hun plicht om met de indianen in contact te komen, hen te laten zien dat zij geen kwaad in de zin hebben, en hen het evangelie (‘het grote nieuws’) te brengen. Zij zagen dit als de grootste uitdaging ooit, een enorme taak die door God op hun schouders was gelegd. Zij moesten volharden, en de liefde prediken, om dit geweld te stoppen. (Dit citeer ik letterlijk uit het boek: “Los Ayoreo, nuestros vecinos” (onze buren), geschreven door een vooraanstaande mennoniet uit die tijd). Er werden dus expedities op touw gezet, om de nomadische Ayoreo op te sporen, en hen langzaam te leren kennen. Overigens, volgens de mennonieten waren ook de andere indiaanse volken bang voor de Ayoreo. Zij voerden veel oorlog met hun buurvolkeren, en zelfs binnen hun eigen groepen. Dit is ook wel zo, maar er zit natuurlijk veel meer achter. Zo hadden de aanvallen op boerderijen onder meer de reden dat die boerderijen zich (nogal plotseling) bevonden in het jachtgebied van de Ayoreo. Verder associeerden de Ayoreo de blanken automatisch met gewelddadige soldaten en hun vuurwapens, vanwege de oorlog. De aanvallen waren dus niets meer dan een logisch gevolg vanuit hun cultuur/oogpunt gezien, hoe gruwelijk ook.
Helaas zien vele mensen (in de geschiedenis, maar ook hedendaags!) de indianen graag als ‘wilden’ die niet beter weten, en elkaar maar lopen uit te moorden zonder reden. Dat ook bij hen een ontwikkeld cultuursysteem (maar anders dan de westerse) achter hun manier van leven ten grondslag ligt, is iets wat niet in hun gedachten opkomt.
Vandaag de dag zijn er nog steeds een aantal Ayoreo families die in het bos wonen, zonder contact met de buitenwereld. Zij worden afgeschermd door een aantal ngo’s, o.a. Initiativa Amotocodie (www.initiativa-amotocodie.org). Vele Ayoreo hebben inmiddels echter wel contact met de blanken. De mennonieten hebben een groot samenwerkingsverband met o.a. de Ayoreo (ASCIM – Asociasión Cooperativa entre Indígena y Menonita), waar missiewerk een onderdeel van is. Maar ook is er aandacht voor het behoud van hun kunsthandwerk (artesanía), en taal (hoewel dit laatste zich grotendeels beperkt tot vertaling van de bijbel). Onlangs heb ik Carlos de vraag voorgelegd hoe de mennonieten binnen ASCIM voor zichzelf kunnen rechtvaardigen dat de indianen gebrek aan grond hebben, terwijl de mennonieten hier zelf een belangrijke veroorzaker van zijn, met het opkopen van steeds meer grond voor hun veehouderijen en landbouw. Carlos antwoordde me dat volgens de mennonieten grond gebruikt moet worden voor productiedoeleinden. De indianen hebben die grond niet nodig. Zij kunnen in comunidades wonen, en met behulp van onderwijs, beroepsformatie, en het evangelie, gaan zij een betere toekomst tegemoet, en kunnen ook zij hun aandeel leveren aan de productiemaatschappij. De drie waarden voor de mennonieten zijn overigens: ‘Dios, familia y trabajo’ (God, familie, werk), wat hun visie op de wereld wel aardig verklaart.
Ik vond dit best wel schokkend, dat men in deze tijd nog zulke gedachten heeft, en dit ook trots uitdraagt als enige waarheid. Welcome to the conservative Chaco! Waar de mennoniet nog niet beter weet..?
woensdag 19 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Hoi Sofia,
Lang verhaal, maar het is wel helderder geworden hoe het zit en hoe complex het is.
Volhouden dus met je werk. Hoop dat je iets kunt betekenen voor de indianen.
Hier gaat alles goed. Op 10 december krijg ik mijn bul en heb al een baan. Per 1 december. Dus gaat wel heel voorspoedig, wel 'n totaal ander leven dan in de Gran Chaco...
groetjes!
Hoi Sofia,
Een hele lap tekst! Maar wel erg interessant!! Vooral met jouw achtergrond, denk ik zo. Hoe is het verder met jou?
Mijn tickets zijn inmiddels geboekt... 5 januari wordt de dag van vertrek!!!
Groetjes, Alice
Een reactie posten